Taal oefenen bij De Bieb
Carola en Jan komen elke week in De Bieb om te oefenen met lezen en schrijven. Ze zijn allebei in Nederland geboren en naar school gegaan. Toch hebben ze grote moeite met het gebruiken van de Nederlandse taal. Speciaal voor de Week van Lezen en Schrijven vertellen ze over hun schooltijd, werk en taalles.

Carola: ‘Steeds als ik ben gegaan geeft het een goed gevoel, dat is het belangrijkst'
Als klein meisje had Carola (54) uit Zaandam het niet makkelijk op school. Ze raakte snel afgeleid en dat maakte het leren lastig. Toch had ze het best naar haar zin. ‘Ik vond het moeilijk, maar in de klas was ik wel op mijn plek. Ik wilde na de basisschool graag doorgaan, maar mijn stiefvader vond het niet nodig.’ Carola ontdekte veel later dat haar moeder zelf ook niet goed kon lezen en schrijven. ‘Toen ik klein was, wist ik dat natuurlijk niet.’
Op haar vijftiende ging Carola bij de buurtsupermarkt werken en een hele tijd volgde ze geen onderwijs. Tot ze een aantal jaar geleden bij een taalschool in Zaandam terecht kwam.
‘Het is al een paar jaar terug, dus ik herinner me niet precies hoe ik over die lessen hoorde. Wel weet ik dat het lang duurde voordat ik de stap nam. Ik moest echt een drempel over.’ Carola kwam in een grote klas en dat werkte niet goed voor haar. ‘Het ging soms heel snel en dan was ik de volgende les alles weer vergeten. Bij De Bieb zit ik in een kleine groep en is er meer tijd om dingen rustig te bespreken.
Als we Carola een paar jaar geleden hadden gevraagd om over haar ervaringen te vertellen, had ze niet zomaar ‘ja’ gezegd. ‘Ik heb heel vaak mijn best gedaan om het te verbergen. Dan stond ik bijvoorbeeld bij de kassa en dan moest ik een formulier invullen. Nou, ik wachtte dan net zo lang tot er niemand achter me stond die kon meekijken. Ik heb voor dat soort dingen gewoon langer de tijd nodig. Dat vind ik nu veel minder erg. Al zou ik het nog steeds niet prettig vinden om in een open ruimte taal te oefenen.'
Toen ze bij de taalschool startte, kwam Carola in de klas bij leeftijdsgenoot Dirk. Inmiddels volgen ze al een paar jaar samen les. ‘We gaan altijd samen met de auto. Hij sleept mij erdoorheen en ik hem. Als de één geen zin heeft, zegt de ander: kom op!’ Ook aan haar andere klasgenoten heeft Carola steun. ‘Het is goed om samen met anderen te oefenen. De één leest voor, dan de ander. Er worden fouten gemaakt maar niemand lacht. Nee dat is eigenlijk niet waar. Er wordt ook gelachen. Dan leest iemand bijvoorbeeld een naam voor die er helemaal niet staat. Dan lachen we allemaal. Dat moet ook kunnen vind ik.
Carola vertelt dat ze het nog steeds moeilijk vindt om zich te concentreren. ‘Soms gaat het goed en soms minder. Dan ben je moe of je hebt veel aan je hoofd. Op die dagen schiet het niet op. Maar steeds als ik ben gegaan geeft het een goed gevoel. Dat is het belangrijkst.’

Jan: ‘Als je jong bent moet je je bewijzen, nu denk ik: je neemt me maar zoals ik ben’
Wormerveerder Jan (71) komt al twee jaar wekelijks in De Bieb Krommenie om in een kleine groep te oefenen met lezen en schrijven. Omdat Jan dyslectisch is, heeft hij al zijn hele leven moeite met taal. ‘Vanaf mijn tiende heb ik speciaal onderwijs gevolgd. Het was allemaal heel lastig voor mij en ik heb me er ook voor geschaamd. Dat is nu voorbij. Als je jong bent, heb je het gevoel dat je je moet bewijzen. Nu denk ik: je neemt me maar zoals ik ben.'
Voor zijn pensioen werkte Jan als vrachtwagenchauffeur; werk waarbij hij ook zijn lees- en schrijfvaardigheden nodig had. ‘In het begin is dat moeilijk hoor, bij je werkgever. Je wilt niet laten merken dat je het niet kunt. Ik moest formulieren invullen of bonnen lezen. Als ik naar klanten ging, schreef ik maar gewoon slordig iets op. Maar klanten leren je ook kennen, dus die weten het eigenlijk ook wel.’
Jan is erg blij met de taalgroep van De Bieb. ‘We hebben een gezellige leraar, van mijn leeftijd. Hij werkt ook niet meer.’ Buiten de les oefent Jan door op de computer te lezen. ‘Ik doe het puur voor mezelf en voor niemand anders. Als je ouder wordt, maakt het minder uit wat anderen denken.’ Met één keer taalles per week zal hij op deze leeftijd niet veel leren, dat weet de Zaankanter ook. ‘Maar als je het niet bijhoudt, gaat het echt achteruit. Dit is een goede manier om met taal bezig te zijn.’